Arjen de Wit

Amerikaanse droom

Ik ben de Amerikaanse droom. Ik heb een vader uit Haïti en een moeder uit West-Virginia, ik ben gevlucht uit mijn geboortedorp om carrière te maken in de grote stad.

De enige keer in mijn leven dat ik heb gevochten was op mijn twaalfde, toen de ene vriendin aan de andere vroeg waarom ze met een jongen aan het daten was, want hij was zwart.

“Ik sta ernaast, hoor”, zei ik.

“Jij telt niet, jij bent half zwart.”

 

Cassandra

Cassandra, mijn huisgenoot voor vier weken, keek me aandachtig in de ogen. We kenden elkaar nauwelijks maar er was een een huisfeest waar we wiet hadden gerookt en verf op elkaars lichamen hadden gesmeerd. Ik wilde dat feestje nooit meer vergeten, ik maakte foto’s van mezelf in de spiegel met strepen verf op mijn borst om het nooit te vergeten.

Zelf was ze lesbisch, het grootste deel van de tijd, en ze hield ervan om topless rond te lopen.

“Weet jij dat je heel mooi bent?”, vroeg ze.

 

Het glas

theglass

23:46

De wasmachine stopt, en alles was zoals het was.

In gedachten

Vanavond hield ik haar zachte lijf weer vast, dronken we teveel bier en zoende ik haar in de nek op het plekje waar ik haar altijd zoende.

Stine

Vaak moet hij nog denken aan Kopenhagen, waar de regen grijs is en de straten groen. In Kopenhagen wonen de mooiste mensen ter wereld.

Hij had haar ontmoet op een feestje in Amsterdam, was op slag verliefd en besloot met haar naar Denemarken te verhuizen. Een keuze uit hartstocht, een keuze voor de liefde.

Ze had blauwe ogen en een fascinatie voor schedels. Haar hele huis stond er vol mee, op alle trappen en in alle kasten, zodat je altijd een paar doodskoppen aan de kant moest schuiven om de suiker uit het keukenkastje te pakken.

De eerste weken ging het goed, maar langzaam werd duidelijk dat er iets met haar was. Soms zat ze urenlang stil op de bank, niet in staat te reageren op vragen, dan weer wilde ze van alles doen. Dan moesten ze ineens naar de platenzaak om nieuwe muziek uit te zoeken of naar het bos voor wat frisse lucht. “Ik word gek hier”, zei ze dan, met een blik in haar ogen waarvan hij een beetje bang werd.

Haar reacties op zijn vragen werden steeds vijandiger en ze werd kwaad als hij niet mee wilde. “Waarom ben je dan hierheen gekomen”, riep ze uit, “als je niets met mij wilt doen?” Ze was niet meer in bedwang te houden en de ruzies verergerden. Ze beet hem, krabde hem, sloeg hem. Na drie maanden had hij wonden over zijn hele lichaam.

Het was niet te doen, ze draaide langzaam door en uiteindelijk werd ze opgenomen in een kale kliniek op een groot park net buiten de bebouwde kom. Bij zijn weten zit ze daar nog steeds. En zo was hij vertrokken uit de stad met de mooiste mensen ter wereld, met tranen in zijn ogen en grijze regen op het dak van de auto.

De patriarch

Het was gezellig in de eetzaal. Wij zaten aan een tafel ervaringen uit te wisselen met een Brits stel, aan de andere tafel zaten mannen met dikke nekken te lachen en te proosten. Dat is belangrijk in Georgië, proosten, dat doen ze met ernstige gezichten en lange toespraken.

De man die het hoogst in de hiërarchie leek te staan was een kale politie-officier met een pistool in zijn riem. Hij riep ons, hij hief zijn glas en we gingen staan maar hij gebaarde dat we moesten zitten en we gingen zitten – nee, alleen de dame moest zitten. Daar stonden we, de politieman wees naar het portret van de patriarch aan de muur en alle mannen proostten op de patriarch.

We protesteerden niet, we bleven niet zitten uit solidariteit met de vrouw in ons gezelschap. We proostten met een gewapende politiebaas op het portret van de patriarch.

Dylan

De kroeg om ons heen wordt vager, alsof iedereen iets zachter gaat praten. Ze vertelt over Palestijnse vluchtelingen, ik luister en kijk naar haar lachende ogen.

Daar is het leven echter, vindt ze, omdat de dood altijd dichtbij is.

In het café klinkt Bob Dylan en in mijn hoofd zing ik zachtjes mee:

Ik wil je.

Gratis wonen

Ik wil niet meer werken, denkt Arjen, dus moet ik zorgen dat ik gratis woon. Hij is het wel een beetje zat met de verplichtingen die het werk met zich meebrengt en doet liever iets voor zichzelf. Dus nu wil Arjen kraken. Hij gaat langs bij het kraakspreekuur en sluit zich aan bij een groep mensen in een leeg kantoorpand bij Sloterdijk. Daar woont hij, zonder vast werk maar met een woning in de voormalige vergaderkamer van het bestuur met een grote ovalen tafel, waar ooit mannen in pak achterovergeleund zaten te overleggen en die nu dienst doet als eettafel en bureau.

Arjen werkte zelf ook op een kantoor, maar hij heeft geen zin meer om te werken. Je moet zoveel, als je werkt voor een baas, en hij liep al heel lang rond met plannen voor een roman. Nu zit hij elke dag te schrijven in de bestuurskamer, met zijn laptop achter die grote tafel, en verdient af en toe wat geld door spontaan getypte verhalen te verkopen of een artikel te schrijven voor een opinieblad.

De krakers keken hem eerst wat wantrouwend aan. Een goedgeklede man die zegt dat hij gratis wil wonen, dat past niet in het beeld van de idealist in een zwarte trui die protesteert tegen het gebrek aan betaalbare woonruimte in de stad. Maar waarom zou het eigenlijk niet kunnen, kraken omdat je dan de handen vrij hebt voor andere dingen?

Oude mensen die op sterven liggen noemen dat als hetgeen waar ze het meest spijt van hebben: dat ze nooit minder zijn gaan werken.

Het kost Arjen twee jaar om zijn roman te schrijven. Het gaat over de zomer van 1995, toen Ajax de Champions League won terwijl blauwhelmen in Joegoslavië getuige waren van de grootste massamoord in Europa sinds de Tweede Wereldoorlog.

Het boek wordt goed ontvangen en Arjens verhaal trekt de aandacht. Kraken omdat het gratis is, eigenlijk kan iedereen dat doen. Waarom nog zoveel werken? En andere mensen gaan het ook doen, ze zeggen hun baan en huis op en nemen hun intrek in leegstaande huizen en kantoren, of ze zetten hun caravan op een braakliggend stuk grond. Ze nemen hun belangrijkste spullen mee en gaan datgene doen waar ze altijd al meer tijd in hadden willen steken: schilderen, schrijven, lezen, fotograferen, meer bij de kinderen zijn en vaker op bezoek bij pa en ma in het bejaardenhuis. Kraakpanden worden overspoeld met mensen die het gemaakt hebben in de samenleving maar nu uit hun vaste ritme stappen. De zwarte truien maken langzaam plaats voor nette ruitbloesjes. Gratis wonen voor iedereen.

Ten huwelijk

Waarom vijf of zes jaar wachten voordat je trouwt met iemand?”, vraagt ze zich af. “Ik wil gewoon voor iemand kiezen die ik tegenkom en met wie het meteen goed voelt. Het kan misgaan maar het kan altijd misgaan, kijk maar eens hoeveel stellen er scheiden.”

Ze kijkt me aan met die donkerbruine ogen. Ik besef me dat ik haar hier en nu ten huwelijk kan vragen, dat het een idioot plan is maar dat ze waarschijnlijk nog ja zou zeggen ook. We zouden het gewoon doen, ook al kennen we elkaar net vier dagen en wonen we in verschillende delen van de wereld.

De donkerbruine ogen kijken me aan. “Waarom niet?”