Kopenhagen
Ze kijkt me aan. “Ik zou helemaal gek worden van al die degelijkheid.”
Ze kijkt me aan. “Ik zou helemaal gek worden van al die degelijkheid.”
“Het liefst zou ik weer de hele dag TMF kijken”, zegt ze.
“Volgens mij”, zegt ze terwijl ze een doos op de grond laat ploffen, “was dit het”.
Hij kijkt om zich heen. Zijn hele huis – herstel: HUN hele huis – staat vol met haar spullen. Na twee jaar verkering werd het toch maar eens tijd, vonden ze.
Hij haalt een hand door zijn haar. “Soms vraag ik me af of ik wel ben gemaakt voor samenwonen.”
“Wordt er in Amsterdam nog een beetje…”, vroeg hij, en hij inhaleerde nadrukkelijk door zijn neus, “…gefeest?”
Straks komt mama. Ze zal zeggen dat het goed is dat ik hier zit, maar aan haar ogen zal ik zien dat ze zich zorgen maakt. “Zullen we lekker een bakkie doen?”, zal ze vragen, want we houden allebei van koffie.
“Ik heb zin om ergens zin in te hebben”, zegt ze.
“Ach ja”, zegt ze. “Het overkomt je.”
Ze loopt naar de deur. Van deze kant zie je de achterkant van het bordje: ‘Gesloten’. Alsof de wereld dicht is en niemand meer de straat op mag.
Ze kijkt hoe de tegels glimmen, hoe de mensen voorbijlopen onder zwarte paraplu’s. Dan doet ze haar capuchon op, trekt de deur open en verdwijnt in de regen.
Het hele optreden had ze achteraan gestaan met een glas in haar hand. Ze had een wit truitje aan. Na afloop, toen we nog even aan de bar zaten, kwam ze naar me toe.
“Bedankt”, zei ze. “Ik vond je heel goed.”
Ik vond je heel goed, had ze gezegd, niet ik vond het heel goed of ik vond jullie heel goed. Ze stapte van het ene been op het andere. Haar borsten trilden.
“Eerst was je nooit zo”, zegt hij.
Ze staan te wachten voor het stoplicht, de ellebogen op het stuur van hun fiets. Het is al bijna avond.
Ze laat haar kauwgom klakken en haalt haar schouders op. “Eén slokje kan toch geen kwaad?”